Lief Dagboek (5, fietsen met tegenwind)
Het is officieel. Gisteren trok de eerste herfststorm over ons land. In Enkhuizen waaide het ’t hardst; 102 km per uur. Maar ook hier, in het midden van het land, was fietsen tegen de wind in een flinke uitdaging. En wat ik dan zo kinderachtig vind is dat ik zowel de heen, als de terugweg wind tegen leek te hebben. Is dat nou nodig…
Wind is niet mijn ding. Regen en andere luide weertypes overigens ook niet. Het overprikkeld en het vraagt al m’n aandacht. Aandacht die ik eigenlijk nodig heb om de wereld om me heen aan te kunnen. Ik hoor wel eens ouders mopperen tegen hun kinderen die in hun ogen ‘piepen’ wanneer het regent of stormt. We zijn niet van suiker, dat klopt, maar ik weet ook niet wat dat ermee te maken heeft. Ik heb last van de regen en de harde wind en eenmaal thuis kan ik wel huilen. De overweldiging, de prikkels en de veelheid is gewoon teveel, te lang, te heftig.
Gelukkig ben ik vandaag vrij, en hoef ik niet naar buiten. Ik blijf in mijn eigen huis, waar het niet waait of regent, en waar radio 1 mij zachtjes op de hoogte houdt van wat er buiten gebeurt. Laat mij maar. Het is goed.
Het was niet ineens september
Mijn laatste blog is erg lang geleden, en soms denk ik dat ik beter kan stoppen. Wat voeg ik immers toe. Ik heb niet eens de discipline om regelmatig te bloggen. Toch heb ik heel hard gewerkt en veel gedaan. Ik word steeds vaker gevraagd om te spreken, heb meegewerkt aan projecten van collega ervaringswerkers en het allerbelangrijkste; ik was er voor mijn zoon terwijl hij afscheid nam van zijn school omdat hij naar de brugklas gaat. Het leven is geleefd, en toen de zomer kwam besloot ik alles uit te zetten. Ik nam vakantie van mijn werk bij de bibliotheek, ik las geen mail voor de NVA en ook het inloopspreekuur ging met vakantie. Zes weken was ik helemaal los van alles, en dat heeft me heel erg goed gedaan.
Ik schreef eindeloze bladzijden met mijn gedachten, gevoelens, wensen, frustraties en geluk. Las een stapel boeken. Huilde, en lachte tot ik er buikpijn van had. En ik werkte in een Franse moestuin, waar ik leerde op een andere manier naar mezelf in de wereld te kijken.
En toen was het toch ineens september
Toen was het toch ineens september. Mijn zoon zit in de brugklas, en ik ben ‘ineens’ op een andere manier moeder geworden. Ik wist dat ik er niet klaar voor was, zoals mijn zoon evengoed niet klaar was voor deze stap. Tot we er ineens klaar voor waren en we net op tijd mee konden springen met de sprong die de tijd maakte. En zo, ineens vanzelf is het leven anders, en helemaal goed.
Ook mijn werk pak ik langzaam weer op. En nu, in de derde week, kijk ik naar mezelf in de spiegel en moet ik constateren dat de beloften aan mezelf alweer in de prullenbak belandt zijn. Het leven lijkt gewoon te sterk om tegenin te fietsen. Al ontgaat mij de lafheid van die opmerking niet, immers, als je iets wil veranderen, zul je toch moeten trappen om die fiets aan de gang te krijgen. Wanneer ik blijf wachten, of akkoord ga met ‘het is niet gelukt’, heb ik sowieso verloren.
En zo wordt het ineens december
Mijn tijd gaat de laatste tijd heel snel. Ik zeg bewust ‘mijn tijd’, omdat ik weet dat er genoeg mensen zijn voor wie de tijd tergend traag voorbij kruipt. Ik weet nog hoe het voelde toen de depressie mijn klok bepaalde. Waar ik toen de minuten vooruit probeerde te kijken, vliegen de maanden nu voorbij. Zoals veel, vergt ook het aanpassen aan deze tijd me veel tijd. Toen ik de tijd niet wilde, en niet nodig had, bezat ik ze in overvloed, en nu ik haar nodig heb om mijn leven rustig verder op te bouwen kom ik ze tekort. De ironie.
Uiteindelijk is er maar één tijd die bestaat, en dat is het nu. Tijdens het schrijven maak ik onderscheid tussen het nu en het later. Wat wil ik, en waarom wil ik dat. Elke bladzijde sluit ik af met de vraag wat deze dingen bijdragen aan de wereld. Maakt wat ik wil mij een beter mens voor de ander. Draag ik iets bij aan het welzijn van een ander, en aan de wereld?
En zo is het ineens..
En zo is wat er is ineens alles en meer. Het leven blijft een overweldigend monster, maar wat ik in zijn maag vind nu het me verslonden heeft staat me wel aan. Er is een plekje in die maag waar ik mest vind om iets op te verbouwen. Ik schrijf, mijmer, sleep met boeken in de bieb, zet thee voor mijn fantastische vrijwilligers en de bezoekers op het inloopspreekuur en ik gedraag me als een onnozelaar omdat ik blijf schrijven aan een boek wat er veel waarschijnlijker niet, dan wel komt.
Zo is het ineens september geworden. Het gaat goed met me, en hierboven staat de lange versie van die zin. Hoe gaat het met jou? Weet iemand dit kleine plekje op het internet nog te vinden? Ook volgende week?
Ik ga op zoek, in de hoop dat we elkaar hier volgende week weer vinden.
